Van Amsterdam
naar Santiago de Compostela
9 juni Puerto
Pedrafita – Portomarin 75 km
Ik vertrek vroeg
omdat er een aantal forse klimmen aankomen, te beginnen met het
restje van gisteren gevolgd door een lange afdaling. Boven zie ik de
wolken laag in de dalen hangen. Iedere keer geniet ik weer van het
hoog in de bergen rijden en bij de top is er meestal wel een plaats
waar je even kunt zitten om het uitzicht te bewonderen en uit te
blazen.
Op de top in het
nog volledig middeleeuwse Cebreiro ligt een oude refugio waar ik
even ga koffie drinken. Het is er vol met wandelaars, de lucht is
bedompt en de hygiėne is Spaans. Ben ik even blij dat ik in het
hotel ben gebleven, waar ik mijn been vannacht op een stapel kussen
heb gelegd. Hier had dat nooit gekund, įls ik er als fietser al in
had gemogen.
Vlak voorbij
Cebreiro staat het bekende beeld van de pelgrim die tegen de wind
optornt, want waaien kan het hier.

Na de afdaling gaat
het weer omhoog naar Sarria. Mijn been wordt steeds lastiger en als
er na Sarria meer en meer geklommen moet worden waag ik het er op
een zeer zware pijnstiller in te nemen, die de huisarts me voor
noodgevallen had meegegeven. De cocktail van Ibuprofen en
Indometacine werkt goed want vrijwel zonder pijn zie ik na enige
tijd de lange brug over het stuwmeer van Portomarin. Of die pillen
gezond zijn, weet ik niet maar hun tijdelijke effect is goed. Ik
peins er niet over te stoppen nu ik zo dicht bij Santiago ben. Als
ik daar ben kunnen de reparaties beginnen.
Portomarin lag
vroeger op de bodem van het stuwmeer en enkele gebouwen heeft men
steen voor steen afgebroken en hoger op de helling weer opgebouwd.
Aan het eind van de brug staat de oude toegangstrap met stadspoort
en midden in het dorp de vierkante Nicolįskerk. Op de stenen zie je
hier en daar nog de nummers zitten van het verplaatsen. Aan het
begin van de brug is een oud Galicisch kerkje blijven staan met een
bijbehorend kerkhofje.


Ik zoek en vind een
kamer en als ik binnen ben barst het dagelijkse onweer los, net als
gisteren precies op tijd binnen.
Als ik in een
restaurantje zit barst een tweede onweer los en het wordt zo donker
dat er niets meer te zien is in de gelagzaal, even later valt het
licht uit. We eten verder bij kaarslicht.
Met korte sprintjes
en een ommetje onder de arcaden van het marktplein kom ik weer in
mijn hotel terug.
De hoosbui duurt nog tot diep in de nacht.