dag 33

 

 

 

 

 

boompjes die nooit groot zullen worden

 

 

 

 

 

 

Van Amsterdam naar Santiago de Compostela

 

5 juni Sahagún – León 62 km

Langs een kaarsrechte weg rijd ik naar Leon. Weer veel stille dorpjes die alleen leven van de camino. Wegen met kleine boompjes, die nooit groot zullen worden bij gebrek aan water. De velden zijn droog, graan groeit spaarzaam. Alleen de veldbloemen langs de weg geven wat kleur aan het landschap, vooral klaprozen en slangenkruid. Naarmate Santiago dichterbij komt zie ik meer en meer wandelaars, fietsers veel minder.

 

 

 

 

 

 

Ik rijd een stukje op met een man op een damesfiets met een rugzak op de bagagedrager. De fiets lijkt me niet zo erg geschikt om lange afstanden af te leggen. Het blijkt een wandelaar uit Nederland te zijn. Zijn vrouw kreeg in Parijs last bij het lopen en toen hebben ze daar een oude fiets gekocht zodat ze af en toe een stukje kan rijden. Als we op een bankje zitten komt z’n vrouw er ook aan, met een rugzak. Ze is aan het oefenen of het lopen met de rugzak weer lukt. Ze hebben de fiets iedere helling sinds Parijs omhoog geduwd, want versnellingen zitten er niet op. Op de vlakke wegen rijden ze allebei om beurten een eindje. Ze stappen weer op want het is nog een heel eind naar de volgende refugio. Doorzetters zijn het. Velen zouden al lang gestopt zijn, maar voor hen is het de gewoonste zaak van de wereld.

Tien kilometer verderop rijd ik weer iemand achterop op een damesfiets, deze heeft drie versnellingen. Weer een wandelaar? Nee, het is een Duitser die lak heeft aan alle fietsconventies die er zijn. Een gewone damesfiets, dat is gemakkelijker bij het op- en afspringen als hij een helling niet opkomt. Voorop een boodschappenkrat met een zeiltje erover, waarin een paar spullen zitten en achterop een stretcher zodat hij overal comfortabel kan slapen. Geen fietsbroeken met zeem, niets van dat alles. Dat heb je volgens hem ook niet nodig. Twee hemden, twee korte broeken, een jasje en een paar slippers, meer hoeft niet. Hij komt uit Duisburg en is nu ongeveer twee maanden onderweg. Tja, zo kan het ook en ik bedenk wat ik allemaal ongebruikt heb meegesleept tegen al die bergen op. Alleen maar voor het geval, dat…

Ik rijd weer door, peinzend over deze ontmoetingen. In het ‘gewone’ leven kom je dit soort mensen niet zomaar tegen, hier zie je wat voor aparte persoonlijkheden het zijn met hun eigen verhalen.

De camino is een vreemde weg. De geschiedenis van en langs de camino beïnvloedt ieder die erop rijdt of loopt. Je kunt er niet aan ontkomen. Achthonderd Spaanse kilometers lang word je geconfronteerd met gebouwen, beelden, kerken, bronnen, refugio’s en albergues, met mensen en legendes, met verhalen van toen en nu. Je wordt er in ondergedompeld en soms is het moeilijk om boven te blijven.  

In León heb ik gisterenavond een kamer besteld omdat ik mijn been zoveel mogelijk rust wil geven, in een refugio komt daar niet veel van. Het is nog steeds niet in orde.

Het hostel blijkt midden in de stad te zijn, een paar minuten lopen van de kathedraal. León is lang niet zo mooi als Burgos, maar het is dan ook geen hoofdstad van Spanje geweest, al was het ooit wel de hoofdstad van het koninkrijk León. Onderweg naar de kathedraal passeer ik het Casa de Botines, een groot neo-gotisch gebouw van Gaudi, in opdracht van een handelsfamilie gebouwd tegen het eind van de 19e eeuw. Nu zit de Spaanse bank er in en het gebouw is dan ook niet toegankelijk.

 

 

 

 

 

 

De kathedraal is weer een van die prachtige gotische kerken in noord franse stijl, die ik onderweg al een paar keer gezien heb. Ze staat op de hoogste heuvelpunt van de stad en de torenspitsen waren al van ver te zien. De kerk dateert van het begin van de 13e eeuw en heeft ook weer prachtige gebrandschilderde ramen.

Op het plein voor de kerk is het om 7 uur nog erg warm en ik loop in de schaduw naar de San Isodoro. In de 11e eeuw gebouwd op de fundamenten van een Romeinse tempel, is ze een van de grootste vroegromaanse bouwwerken. In het Pantheón de los Reyes, door sommigen vergeleken met de Sixtijnse kapel, zijn nog heel mooie fresco’s te zien.

Door de nog steeds hete stad ga ik via een restaurantje met ‘Menu del día’ voor € 9,- weer terug.