Van Amsterdam
naar Santiago de Compostela
4 juni Cavia –
Sahagún 122 km
Ik ga vroeg weg uit
Cavia waar de snelweg zo ongeveer over de camping loopt. Via een
lang grindpad en een paar kleine klimmetjes kom ik op de vlakke
Meseta. Met zon en een beetje wind in de rug rijdt het heerlijk.
Eerst zijn er nog wat met bomen begroeide caminowegen maar na de
ruïne van St.Anton (Convento) wordt dat minder. De ruïne is het
overgebleven deel van een grote abdij. Nu loopt de weg door het
vroegere koor. In de nissen in de muur konden pelgrims vroeger brood
en wijn vinden, maar tegenwoordig zitten er alleen duiven. Voorbij
de ruïne worden de boompjes steeds lager en de velden kaler.

de oude lommerrijke caminoweg
Sant Anton
Castrojeriz was
ooit een belangrijke etappeplaats voor de pelgrim met veel
hospitales, kloosters en kerken. De romaans-gotische abdijkerk, de
Santa Maria del Manzano (Maria van de appelboom) staat prachtig in
het vlakke land. De vroegere sfeer is hier nog volop aanwezig.

Santa Maria del Manzano
In het dorpje neem
ik in een verscholen café koffie met taart, ik krijg een zeer groot
stuk want dat had ik nodig volgens de waardin. Toch maar € 2,20.
Daarna ga ik door
naar Fromista, ook al weer een vroeger etappeplaats. Ik bekijk de
San Martin, van buiten een mooie romaanse kerk, zoals er zoveel
mooie romaanse kerken op de camino te zien zijn. Deze is echter
dicht dus ik ga verder naar Carrión de los Condes over een vrijwel
vlakke weg. Dit is de Meseta op haar platst en in de zomer op haar
heetst. Veel uitgestorven dorpjes wier enige functie lijkt te zijn
aan de lange rechte weg door de graanvelden te liggen. Kilometer na
kilometer hetzelfde beeld, er is geen verandering te bespeuren. Als
het hier heet is moet het heel zwaar zijn te lopen of te fietsen,
maar nu valt het mee, het is ideaal fiets weer. Met de blik op
oneindig en wind in de rug ga ik de Meseta over.
San
Martin in Fromista
Bij Carrión leverde
Karel de Grote een belangrijke slag toen hij de oude Romeinse weg
naar Santiago vrij maakte van de Moren. Het stadje huisvestte ooit
het Spaanse hof en uit die tijd is er nog heel wat te zien, ik maak
een rondje door de stad. Mijn eerdere plan was in Carrión te
stoppen, maar als ik doorrijd naar Sahagún heb ik morgen ruim de
tijd om León te bekijken. Dus ik knoop er nog 40 km aan vast.
Ik ga op een bankje zitten om de verdere route te bekijken en
onmiddellijk komt er iemand op me af om de weg te wijzen. Een
vreemdeling die op een kaart kijkt moet wel in grote problemen zijn.
Vriendelijk bedoeld natuurlijk en ik ben zo dom om zijn aanwijzingen
op te volgen. Daardoor kom ik op een verlaten saaie snelweg waar ik
pas vlak voor Sahagún af kan.
In Terradillos de
los Templarios probeer ik naar een vesting van de tempeliers te
gaan, maar het pad is zo slecht dat ik mijn achterwiel er niet aan
wil wagen.
Vlak voor Sahagún
rijd ik een aire op en tot mijn en hun grote verbazing zie ik de
meisjes waar ik in België mee opreed daar zitten. Ze zijn op weg
naar dezelfde camping als ik.
Als ik al een uurtje op de camping zit, komen ze ook maar gaan weer
weg. Ze vinden het te saai. Er is inderdaad niemand te bekennen maar
ik heb daar niet zoveel problemen mee. Ik kom ze nog wel weer ergens
tegen onderweg.
’s Avonds maak ik
nog even een ommetje door de stad, waar nog veel herinnert aan
vroeger. Op het mooie door houten arcaden omsloten Plaza Mayor met
kleine winkeltjes, cafeetjes en huizen ga ik op een terrasje zitten.
Het dorpsleven komt op dit uur langzaam op gang. Een enkele Santiago
wandelaar heeft nog energie over om rond te lopen. Met mijn fiets
aan de hand ga ik langs de San Tirso, een kerk in mudejarstijl, en
onder de boog van de vroegere benedictijnerabdij naar de
middeleeuwse brug over de Rio Ceo.
Op de camping is het nog steeds
doodstil.

Sahagún, restant benedictijnerabdij