dag 32

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

de eindeloze wegen op de Meseta

 

 

 

 

 

 

Van Amsterdam naar Santiago de Compostela

 

4 juni Cavia – Sahagún 122 km

Ik ga vroeg weg uit Cavia waar de snelweg zo ongeveer over de camping loopt. Via een lang grindpad en een paar kleine klimmetjes kom ik op de vlakke Meseta. Met zon en een beetje wind in de rug rijdt het heerlijk. Eerst zijn er nog wat met bomen begroeide caminowegen maar na de ruïne van St.Anton (Convento) wordt dat minder. De ruïne is het overgebleven deel van een grote abdij. Nu loopt de weg door het vroegere koor. In de nissen in de muur konden pelgrims vroeger brood en wijn vinden, maar tegenwoordig zitten er alleen duiven. Voorbij de ruïne worden de boompjes steeds lager en de velden kaler.

 

 

 

 

 

                 de oude lommerrijke caminoweg

Sant Anton

Castrojeriz was ooit een belangrijke etappeplaats voor de pelgrim met veel hospitales, kloosters en kerken. De romaans-gotische abdijkerk, de Santa Maria del Manzano (Maria van de appelboom) staat prachtig in het vlakke land. De vroegere sfeer is hier nog volop aanwezig.

Santa Maria del Manzano

In het dorpje neem ik in een verscholen café koffie met taart, ik krijg een zeer groot stuk want dat had ik nodig volgens de waardin. Toch maar € 2,20.
Daarna ga ik door naar Fromista, ook al weer een vroeger etappeplaats. Ik bekijk de San Martin, van buiten een mooie romaanse kerk, zoals er zoveel mooie romaanse kerken op de camino te zien zijn. Deze is echter dicht dus ik ga verder naar Carrión de los Condes over een vrijwel vlakke weg. Dit is de Meseta op haar platst en in de zomer op haar heetst. Veel uitgestorven dorpjes wier enige functie lijkt te zijn aan de lange rechte weg door de graanvelden te liggen. Kilometer na kilometer hetzelfde beeld, er is geen verandering te bespeuren. Als het hier heet is moet het heel zwaar zijn te lopen of te fietsen, maar nu valt het mee, het is ideaal fiets weer. Met de blik op oneindig en wind in de rug ga ik de Meseta over.

 

 

 

 

  San Martin in Fromista

Bij Carrión leverde Karel de Grote een belangrijke slag toen hij de oude Romeinse weg naar Santiago vrij maakte van de Moren. Het stadje huisvestte ooit het Spaanse hof en uit die tijd is er nog heel wat te zien, ik maak een rondje door de stad. Mijn eerdere plan was in Carrión te stoppen, maar als ik doorrijd naar Sahagún heb ik morgen ruim de tijd om León te bekijken. Dus ik knoop er nog 40 km aan vast.
Ik ga op een bankje zitten om de verdere route te bekijken en onmiddellijk komt er iemand op me af om de weg te wijzen. Een vreemdeling die op een kaart kijkt moet wel in grote problemen zijn. Vriendelijk bedoeld natuurlijk en ik ben zo dom om zijn aanwijzingen op te volgen. Daardoor kom ik op een verlaten saaie snelweg waar ik pas vlak voor Sahagún af kan.

In Terradillos de los Templarios probeer ik naar een vesting van de tempeliers te gaan, maar het pad is zo slecht dat ik mijn achterwiel er niet aan wil wagen.

Vlak voor Sahagún rijd ik een aire op en tot mijn en hun grote verbazing zie ik de meisjes waar ik in België mee opreed daar zitten. Ze zijn op weg naar dezelfde camping als ik.
Als ik al een uurtje op de camping zit, komen ze ook maar gaan weer weg. Ze vinden het te saai. Er is inderdaad niemand te bekennen maar ik heb daar niet zoveel problemen mee. Ik kom ze nog wel weer ergens tegen onderweg.

’s Avonds maak ik nog even een ommetje door de stad, waar nog veel herinnert aan vroeger. Op het mooie door houten arcaden omsloten Plaza Mayor met kleine winkeltjes, cafeetjes en huizen ga ik op een terrasje zitten. Het dorpsleven komt op dit uur langzaam op gang. Een enkele Santiago wandelaar heeft nog energie over om rond te lopen. Met mijn fiets aan de hand ga ik langs de San Tirso, een kerk in mudejarstijl, en onder de boog van de vroegere benedictijnerabdij naar de middeleeuwse brug over de Rio Ceo.
Op de camping is het nog steeds doodstil.

Sahagún, restant benedictijnerabdij