dag 31

 

Van Amsterdam naar Santiago de Compostela

 

3 juni Belorado – Cavia  83 km

Ik ben vroeg vertrokken omdat het opnieuw een warme dag zal worden. Vandaag staat er een lange, kalme klim naar ongeveer 1000 meter hoogte op het programma maar er zitten ook nogal wat stevige hellingen tussendoor. Mijn been is vrijwel pijnvrij en ik ga welgemoed op pad.

Na een tamelijk vlakke aanloop begint het pad te stijgen, na iedere bocht wéér een omhooglopend stuk weg. Mijn fietsteller laat al dagen geen cijfers meer zien als er zonlicht op valt. Alleen ’s avonds kan ik zien hoeveel km ik die dag heb afgelegd. Maar op zo’n kilometerslange helling is het aangenaam te weten wanneer de top in zicht zou moeten komen, nu is het maar afwachten, trappen, even uithijgen, water drinken en kijken waar de bergruggetjes elkaar snijden, daar is meestal het hoogste punt van het pad.
Rond 11 uur kom ik boven, de hoogste top in de wijde omgeving; alsof je op het dak van de wereld staat. Het is een cliché, maar dat moet dan maar. Het uitzicht is fantastisch, de lucht is kraakhelder en in de dalen hangen witte wolken, verdampende restanten van het onweer van gisteravond. Geen mens, geen dorp in de wijde omgeving. Ik trek een trui en een jas aan tegen de afkoeling en ga zitten om koffie te zetten. De plek is te mooi om zo maar door te rijden. Tjeu van den Berk zou het waarschijnlijk een numineuze ervaring noemen.

Ik pak mijn boek, het oude testament, het enige boek dat ik bij me heb, om een stukje te lezen. Op dat moment schiet door mijn hoofd dat het zondag is, iets na 11 uur en in gedachten ben ik in de Dominicus. Hoe zou het er nu zijn? Maar voor ik weg kan mijmeren hoor ik vlak bij me plotseling een zoevend geluid en ik zie een slangenarend naar de grond duiken en met iets dat lijkt op een hagedis of een slang in zijn poten weer opvliegen. Wat is zo’n beest groot van dichtbij.

De arend heeft de betovering van het moment verbroken.
Ik ga weer verder zoals ik dat nu al ruim vier weken doe.
Santiago is nog ver weg.

Ik daal af door uitgestorven dorpjes, het wandelpad naar Santiago volgt deze weg niet en daardoor is er nauwelijks leven te ontdekken in de dorpjes. Ik rijd rustig door richting Burgos. In Santovenia bekijk ik de kalksteengrotten waar nog steeds skeletten uit het verre verleden, van Pleistoceen tot 800.000 jaar geleden, worden gevonden. Ik neem een verkeerde weg naar beneden, maar dat heb ik pas vele kilometers later in de gaten. In terugklimmen heb ik geen zin.Op de zon bereken ik de richting naar Burgos en gelukkig snijdt een klein weggetje de hoofdweg. Op zondagochtend is er weinig verkeer en de dalende weg brengt me, voortgetrokken door een Spaanse mountainbiker, die me wil afschudden -maar 2000 km tegen harde wind in en bergop poets je niet zomaar weg-, 30 km later in de stad. 

Burgos is een mooie en drukke stad, ooit was het een van de centrale pelgrimsplaatsen. Ik zoek mijn weg naar de kathedraal, die van een afstand een beetje lijkt op de Dom in Keulen. Er is echter een of ander feest aan de gang, het plein is afgeladen vol met mensen en met heel veel moeite en onder veel boze Spaanse blikken kan ik tot aan de trappen van de kathedraal komen. Het is me te druk om mijn fiets hier onbeheerd te laten staan en ik haal alleen een stempel bij de informatiebalie onder de kathedraal. Iets verderop is een VVV kantoor en ik vraag naar een eenvoudige kamer. Bijna alles zit vol maar voor € 90,- per nacht voor een één ster gelegenheid is nog wel iets te vinden. Dat is me te veel. Dan moet ik hier later nog maar eens terugkomen. Via internet zal het beslist goedkoper kunnen. Jammer, want Burgos is een mooie en beroemde stad.                                                                                                                              ’s Avonds bedenk ik dat ik natuurlijk een ontzettende oen ben, ik had gewoon 8 km moeten terugrijden naar de stadscamping en daar twee dagen moeten blijven staan. Dan had ik op de fiets morgen de stad in gekund.

In en rond Cavia zoek ik naar de camping en via wat achterafpaadjes en verkeerde aanwijzingen kom ik er uiteindelijk. Op de camping staan nog twee Santiagogangers. Ze hadden al gehoord van de fietspech van de tandem en van mijn wiel. Ook het ongeluk van Dirk was al bekend. Zo heeft de weg haar eigen verhalen en geschiedenis. “O, ben jij dat van dat wiel” zei al eerder iemand tegen me.

Zoals op bijna alle campings, kun je hier eten en ik gooi mijn twee dagen oude diepvriesmaaltijd maar in de prullenbak. Geen risico nemen om ziek te worden.