Van Amsterdam
naar Santiago de Compostela
28 mei St.Palais
– Roncevalles 60 km
Tijdens het ontbijt
blijkt er een reusachtige tor in de koffiepot te zitten. Niemand is
er van onder de indruk, behalve de waard.
Vlak
ten zuiden van St.Palais, in het gehucht Gibraltar, staat een
stèle die aangeeft dat hier vroeger de pelgrimswegen uit Vézelay,
Parijs, Tours en Puy bij elkaar kwamen.
Even later zie ik
vanaf een heuveltop voor de eerste keer de toppen van de Pyreneeën.
In dit weer zien ze er behoorlijk dreigend uit. Daar moet ik dus
overheen. Ik denk maar niet verder, we zien wel wat er komt.
Al snel zijn we in
St.Jean-Pied-de-Port. Het regent de hele dag al en we schuilen onder
een afdakje om wat te eten. Een Parijse dame voegt zich bij ons en
even later een 70 jarige Engelsman op een bromfiets. Beiden op weg
naar Santiago en beiden hebben ze hoge nood en omdat de bosjes om de
hoek me wel geschikt lijken, verwijs ik ze daar naartoe.
Ik was
vergeten hoe een vernietigende Parijse blik eruit ziet, maar nu weet
ik het weer. Ze loopt, nee trippelt verder alsof er hoge hakken
onder haar wandelschoenen zitten. De Engelsman verdwijnt in het
bosje.
St.Jean-Pied-de-Port
We gaan verder,
naar de Roelandspas. Roeland leed hier ooit een nederlaag tegen de
Basken toen Karel de Grote te laat was om hem te helpen (en niet
tegen de Moren zoals velen willen doen geloven).
Al maanden zie ik
tegen deze pas op, haal ik dat wel; een klim van 16 km tamelijk
steil omhoog, 8 – 9%. Wie dit kan, weet dat hij ook Santiago kan
bereiken. Ik koop twee blikjes Red Bull en een ons notenchocolade:
poor man’s doping.
De regen valt gestaag.
Valcarlos, de klim begint
We beginnen aan de
klim. Ik dwing mezelf zo rustig mogelijk te trappen en adem te
halen. Om de km stop ik om de hartslag te laten zakken. Halverwege
wordt de regen zo hard dat ik minder dan 50 meter voor me uit kan
zien. Ik stop even om op de tandem te wachten.
Het wordt kouder naarmate ik hoger kom. Ik raak doorweekt van zweet
en regen. Het is zwaar, heel zwaar, maar halen zál ik het. De
vermoeidheid slaat toe, nergens is een schuilplaats. De weg lijkt
wel een rivier. Mijn voeten zijn drijfnat en steenkoud en ik verlies
de grip op de pedalen. Ik loop een km en fiets een km om warmere
voeten te krijgen maar veel helpen doet het niet. Dan, eindelijk,
drie uur later, zie ik het verlossende bordje ‘Ibañeta 1057 m”.
De harde wind voert af en toe wat natte sneeuw mee. Een thermometer
staat op twee graden.
...gehaald...
Op de top staat een
kapelletje waar ik kan schuilen. Ik drink een blikje Red Bull, het
tweede gaat ongeopend in een prullenmand, wat een troep is dat. Even
later komen er twee Italianen boven, ze hebben warme koffie in een
thermosfles bij zich en delen dat met me. Samen met mijn chocolade
komen we er weer een beetje bovenop.
Door de kou en de nattigheid vergeet ik het monumentje voor Roeland
naast het kapelletje te bekijken.
Na enige tijd komt
ook de tandem boven. We gaan meteen door naar Roncevalles waar ik
het eerste het beste hostal binnenga om kamers te krijgen. Alles
vol, maar er is nog wel een vierpersoons appartement vrij. En daar zitten
we nu, alle kachels aan, behangen met natte kleding.
Ondanks de
vermoeidheid en de nattigheid ben ik tevreden. Zwaarder dan vandaag
kan het niet worden. Het voelt alsof ik bijna in Santiago ben, al
ligt dat nog ongeveer 800 km verder.